Maandagochtend. Je kwam niet makkelijk je bed uit, alleen wanneer kom je dat dan wel? De plicht roept en er is weer voor vijf dagen achter elkaar werk aan de winkel. Wat dan niet afkomt, dat komt dan de week erna. Na het weekend. Fuck, het duurt nog zo lang tot het weekend is.
Hoe dan ook, je begeeft je bij het koffiezetapparaat en wacht tot de bonen zijn gemalen en de koffie eruit pruttelt. Of je hebt een soortgelijke machine die niets met bonen doet. In dat geval zou ik een andere baan zoeken. Een collega die jou enigszins aardig vindt komt op je af. Je vindt diegene ook wel aardig, alleen je voelt de vraag al aankomen.
“En? Hoe was je weekend?”
Je weet van deze persoon dat diegene drie kinderen heeft en ongetwijfeld een safari avontuur heeft ondernomen door de Ardennen, met een speurtocht naar de moordenaar van Hello Kitty. Hoe kan je hieraan tippen, terwijl je met een hand in je broek en de andere in een zak chips zat te kijken naar een serie op Netflix?
Dus, je zegt de introverte versie van “voor mij goed, maar ongetwijfeld niet zo vet als de jouwe” namelijk: “Wel goed hoor”.
Niets meer aan doen.